Het Nederlands kent korte klinkers en lange klinkers.
Korte klinkers: [a] als in ‘man’ / [è] als in ‘pen’ / [o] als in ‘pot’ / [u] als in ‘bus’ / [i] als in ‘wit’
Lange klinkers: [aa] als in ‘maan’ / [ee] als in ‘peen’ / [oo] als in ‘poot’ / [uu] als in ‘muur’ / [ie] als in ‘drie‘.
Bij de korte klinkers zijn de spieren in het gezicht ‘slap‘, je kunt de wangen makkelijk bewegen met je vingers.
Bij lange klinkers zijn de spieren gespannen. Je kunt het laten zien en de cursist zelf laten voelen. Werk desnoods met een spiegel.