Bekijk de filmpjes en luister goed naar de tekst. Schrijf nuttige woorden op.
Zo leer je:
- de auto te bedienen
- de instructeur en de examinator te verstaan
1. Voor en na de rit: spiegels, autogordel, enz
2. Sturen en gas geven:
-
- Sturen: de doorgeefmethode en de overpak-methode
- Gas geven: op een gedoseerde en milieubewuste wijze (= manier). Let op het toerental.
3. Plaats op de weg
4. Remmen, ontkoppelen, stoppen
Afremmen op de motor:
- Afremmen op de motor:
- gas loslaten
- terugschakelen
- toerenteller: 1000 toeren
Noodstop maken. De auto is voorzien van ABS (=anti blokkeer systeem).
6. Opschakelen
7. Terugschakelen met remtechniek
8. Interne controle